Prekenweb.nl

Ds. J.S. van der Net - Jesaja 6 : 1 - 8

Informações:

Synopsis

Bijbeltekst Omschrijving: [1] In het jaar, toen de koning Uzzia stierf, zo zag ik den Heere, zittende  op een hogen en verheven troon, en Zijn zomen vervullende den tempel.[2]   De serafs stonden boven Hem; een iegelijk had zes vleugelen; met twee  bedekte ieder zijn aangezicht, en met twee bedekte hij zijn voeten,  en met twee vloog hij.[3]   En de een riep tot den ander, en zeide: Heilig, heilig, heilig is de  HEERE der heirscharen! De ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol![4]   Zodat de posten der dorpels zich bewogen van de stem des roependen; en  het huis werd vervuld met rook.[5] Toen zeide ik: Wee mij, want ik verga! dewijl ik een man van onreine  lippen ben, en ik woon in het midden eens volks, dat onrein van lippen  is; want mijn ogen hebben den Koning, den HEERE der heirscharen gezien.[6]   Maar een van de serafs vloog tot mij, en had een gloeiende kool in zijn  hand, die hij met de tang van het altaar genomen had.[7]   En hij roerde mijn mond daarmede aan, en zeide: Zie, deze heeft uw lippen